ROYAL FLUSH
“King, Queen en Jack zijn de mind.
De tien is de body.
De aas dekt deze hybride entiteit als een vlag.
Samen vormen ze een royal flush.
Maar je kunt het ook ruimer zien.
Dan krijg je het spel zoals het hier op tafel ligt:
De persoon en zijn bezittingen.
Dat is ook een eenheid waar een vlag over heen past.
En zo kun je het beeld ook doortrekken naar een gezin, een bedrijf
of iedere andere organisatievorm die materiële en immateriële waarde bundelt.
Het is een universeel model.
Ik denk dat daar ook de kracht van deze voorstelling van zaken in zit.”
Otto Simon
San Francisco, September 1977
De rode ondergaande zon kroont het enorme witte schip dat hoog uittorent boven de pier. “NEW HORIZON” staat in blauwe kapitalen op de boeg. Hoe dichter ik het schip nader, hoe kleiner ik mij voel worden. Eenmaal binnen de slagschaduw van het schip wordt het zelfs een beetje griezelig op die verder uitgestorven pier.
De trap langs de harde vlakke wand van het schip is steil en hoog. Boven aangekomen zet ik voorzichtig een paar stappen op het verlaten dek. Ver boven mij kijken grote donkere ogen gevormd door de ramenpartij van de stuurhut, dof op mij neer. De gedachte dat ik op de buik sta van een immense drijvende reus dringt zich aan mij op.
“Volluk”, roep ik terwijl ik het dek oversteek richting een trap die mij naar het hoofd van de reus lijkt te voeren. Ergens hoor ik een metalen deur dichtslaan en even later buigt zich boven mij een man over een reling. Hij zwaait en gebaart me de trap op te lopen.
Een grote maar tengere man van een jaar of vijfenveertig komt met uitgestoken hand op mij af als ik het tussendek opstap. “Welkom aan boord”, zegt hij met een donkere stem die niet helemaal bij zijn postuur past.
Na de stevige handdruk zet hij een pas naar achter en neemt mij van top tot teen op. “Zo, dus jij bent mijn achterneef van Simonshill …… De goede tak.” De spottende grijns op zijn gezicht ontgaat mij niet.
“En u bent Otto Simon, de kapitein, de schrik van de zeven zeeën, zoals mijn grootvader altijd zei? Of zei hij ‘vloek van de zeven zeeën’?”
Hij barst in lachen uit. “Zo, zei hij dat? De ouwe schurk.”
Hij gaat mij voor naar de kombuis, waar hij twee mokken vult met niet zo verse koffie. Ondertussen informeert hij belangstellend naar het wel en wee van mijn familie op Simonshill, Oregon.
“En jij bent er dus uitgegooid, zoals eertijds mijn vader?” Concludeert hij.
“Eruit gegooid………. eruit gegooid …… Dat is wat sterk uitgedrukt”, verweer ik mij. “Go west, zei mijn vader. Sla je vleugels uit en zoek je eigen bergen om te beklimmen. En ik denk dat hij gelijk had.”
“Dus je hebt het naar de zin, hier in San Francisco?” Hij kijkt mij voortdurend recht in de ogen. Niet onvriendelijk, maar wel heel dwingend. Het is misschien niet zijn bedoeling, maar het maakt mij verlegen en onzeker.
“Och, in het begin heb ik er wel moeilijk mee gehad, maar nu heb ik mijn draai wel gevonden”.
“Vertel me alles terwijl we het schip bezichtigen. Dat moeten we dan nu wel gaan doen, want zo meteen is het donker.”
Ik zeg hem dat het mij een superschuit lijkt en dat ik er graag wat meer van wil zien.
“Een superschuit, hè. Dat is het ook jongen. Kom maar eens mee”.
Het volgende uur sjouwen wij trap op, trap af en laat hij mij van voor tot achter dit nieuwe schip zien. Hij vertelt heel enthousiast over allerlei dingen aan boord waarvan ik tot dan toe niet het geringste besef had. Het is duidelijk dat hij enorm trots is op dit schip, dat net haar maidentrip achter de rug heeft. “Een van de beste op de oceaan”, noemt hij het tot driemaal toe.
De rondleiding eindigt op de inmiddels spaarzaam verlichte brug. Hangend over de reling vertelt Otto mij over de ontstaansgeschiedenis van dit vaartuig en de persoonlijke voldoening dat hij er na jaren stug doorzetten in geslaagd is dit te realiseren.
Zwijgend kijken wij daarna uit over de metropool San Francisco die als een feeëriek verlichte deken voor de boeg ligt. Gedempt stadsrumoer uit de verte mengt zich met het klotsen van het water onder ons en geluiden van gaandeweg afnemende activiteiten in de haven.
Hier staan geeft een machtig gevoel en ik probeer me voor te stellen hoe het is als dit schip eenzaam ronddobbert midden op een eindeloze oceaan.
Blijkbaar voelt Otto mij aan, want hij keert zich naar mij en zegt waarschuwend: “Verkijk je hier niet op jongen. Een zeemansbestaan is mooi maar hard en op den duur eentonig. En geloof me, er is niets aan om hier te staan als tijdens een storm de regen in bakken op je wordt afgegooid en golven als flatgebouwen tegen het schip aan beuken.”
Ik heb mijn jack strak dicht getrokken want het begint koud te worden door de frisse zeebries die over de brug waait. Otto schijnt er in zijn schipperstrui geen last van te hebben, maar stelt gelukkig toch voor om maar naar binnen te gaan.
Zijn privé kajuit is ruim, huiselijk en comfortabel. De stijl past niet bij de moderne uitstraling van het nieuwe schip. Het zou het interieur kunnen zijn van een blokhut in Oregon. Ik vertel hem dat de sfeer mij doet denken aan de werkkamer van mijn vader.
Hij bromt tevreden, terwijl hij gaat zitten aan de enorme tafel die blijkens de stapels papier en een opengeklapte schrijfblok ook dienst doet als bureau. “Dit is mijn kasteel”, zegt hij met nonchalante armzwaai. “Thuis zijn we wat moderner ingericht. Daar maakt mijn vrouw de dienst uit. Maar hier…………….. “.
“Kom, trek je jas uit en ga zitten”, nodigt hij mij uit. “Wat kan ik voor je inschenken? Rum? Of drinken ze dat nog steeds niet in Oregon?”
“Ik drink met u mee”, besluit ik overmoedig.
Otto lacht. “Dat is de goede mentaliteit jongen…..……. volg de kapitein!”
Tot mijn opluchting haalt hij een fles whisky uit een hoge kast. Samen met twee grote glazen zet hij die tussen ons in op tafel. “In de kombuis is er nog wel ergens ijs”, zegt hij terwijl hij royaal inschenkt. “Maar dan zul je het zelf moeten halen”.
Ik bedank voor de suggestie en we proosten op de familie Simon.
“Wherever present on these damned oceans ……”, zegt Otto voordat hij een flinke teug neemt.
De reder-kapitein wil weten waar ik mij zoal mee bezig houd. Ik vertel hem over mijn baan bij een automatiseringsbureau en de gemakkelijke manier waarmee daar geld wordt verdiend. Otto stelt heel gerichte vragen die er blijk van geven dat hij niet helemaal onbekend is met dat vakgebied. “Ze duwen zo’n boot tegenwoordig vol met elektronica en besturingen” is zijn verklaring voor dat gegeven. “En dat wordt alleen maar meer, voorspel ik je. Dat is een goede branche, waar jij in terechtgekomen bent.”
Otto strijkt langzaam met open gespreide hand over zijn meerdaagse stoppelbaard, een routinegebaar heb ik bemerkt.
“En wat zijn de verdere plannen?”
Ik heb vertrouwen in deze vent gekregen en zonder schroom vertel ik hem over mijn ideeën voor een eigen onderneming.
“Dat hoor ik graag”, moedigt hij mij aan. “Initiatief. Dat is wat dit land nodig heeft”.
Het klinkt wat bombastisch zoals hij het zegt, maar ik ben blij met zijn instemming. Ik ervaar het als weer een steuntje in de rug.
“Heb je al concrete stappen gezet? Kan ik je ergens mee helpen?” Lachend nuanceert hij dat: “Als het maar geen geld is waar je om verlegen zit, want ik sta dieper in het rood dan ik ooit voor mogelijk had gehouden. Bovendien kun je daarvoor beter bij je vader terecht. Die zal er ondertussen wel in zwemmen!”
“Dat valt wel mee denk ik. Die investeert weer alles wat hij verdient.”
Mismoedig schudt Otto zijn hoofd. “Wat is er toch mis met die familie Simon? Generaties lang werken we ons uit de naad en nog heeft er niemand een dollar op zak. Grond ja. Koeien ja. Schepen ja. Maar een dollar om eens iets geks te doen? We blijven toch maar achterlijke boeren. Vind je ook niet?”
“Ik hoor weinig klagen, dus iedereen zal het wel goed vinden zoals het gaat”. Geld was voor mij nooit een punt geweest. We rekenden inderdaad alleen maar in kalveren en grasland. Pas nu ik een eigen onderneming op wilde zetten bleek geld een hot item te worden en was ik mij gaan oriënteren op dat gebied.
“Eerlijk gezegd is geld wel mijn grootste bottleneck”, vertouw ik mijn achterneef toe.
“Dat kan niet waar zijn”, zegt deze zonder aarzeling. “Want dat zou betekenen dat je geen troef meer in je hand zou hebben. Zo beroerd kun je er niet voor staan.”
Ik snap er niets van en dat moet op mijn gezicht te lezen zijn. Otto grijnst, staat op, opent een lade en neemt daaruit een pak speelkaarten. Hij gaat weer zitten, neemt de kaarten uit het pakje en spreidt deze met een vloeiende beweging in een waaier voor mij op de tafel.
“Het leven is als een spel kaarten”, zegt hij geheimzinnig.
“Is dat zo?”, vraag ik sceptisch, niet wetend waar hij naar toe wil, maar wel benieuwd.
“Ja”, zegt hij hoofdknikkend, “en dat zal ik je uitleggen.”
Hij pakt de kaarten en sorteert vliegensvlug alle harten eruit. Het restant schuift hij terzijde. De harten legt hij geopend op tafel. Hij hutselt ze met zijn vinger door elkaar totdat ze alle dertien in volstrekte wanorde tussen ons in liggen. Otto gaat achterover zitten. Kijkt vergenoegd naar de kaarten en zegt: “Zie hier Art Simon junior, een zooitje”
Ik kijk hem vragend aan.
“Iedere kaart hier Art, staat voor een aspect van jouw leven. Dat is op zich natuurlijk flauwekul, maar zie het als een ezelsbruggetje om de situatie te analyseren teneinde de goede beslissingen te kunnen nemen. Okay?”
“Okay”, brouw ik hem na.
“Er zijn twee soorten kaarten”, vervolgt Otto alsof ik dat niet zou weten, “de prentjes en de cijfers”.
Hij pakt de kaarten weer op en zet ze op volgorde met het aas bovenop. Met het stapeltje vlak in de palm van zijn linkse hand stelt hij voor de kaarten eerst even snel te benoemen. “Daarna kunnen we er wat dieper op ingaan. Als je er dan nog zin in hebt. Okay?”
Ik heb nog steeds geen notie waar dit toe moet leiden, maar nodig hem uit om door te gaan. Hij pakt de Aas tussen duim en wijsvinger en houdt hem mij voor: “Dit is het mooiste plaatje, de Ace. Dat is jouw imago, de manier waarop anderen naar jou kijken. De basis ook waarop ze jou waarderen. Maar pas op hè. Net als bij black jack heeft een aas heeft de waarde 1 of 11. En zo is het ook met imago’s. Het kan een belangrijke troef zijn, maar ook helemaal niets. Minder dan het laagste cijfer.”
Otto legt de Aas op tafel en pakt de volgende kaart.
“Dit is de King, de houder van jouw aspiraties. Die bepaalt hoe je in het leven staat en wat je ervan verwacht. Neem maar even aan dat de King jouw ambities vertegenwoordigt en de kracht waarmee je die gestand kunt doen. Hij is de baas van het hele spel.”
Otto legt de Koning zo’n inch onder de Aas en neemt de Dame van het stapeltje.
“Dit is de knapste van het stel, de Queen. Zij staat voor kennis, jouw kennis in dit geval. Kennis moet je daarbij niet te nauw opvatten. Het is alles wat jij weet en kunt door opvoeding, studie en ervaring; zo’n beetje het intellectueel resultaat van je leven tot dusver. Dat kennisrepertoire wordt continu aangevuld en verrijkt door informatie die jou via de zintuigen wordt aangereikt en wat je daar nog allemaal bij verzint.”
Met een onderzoekende blik vraagt hij of mijn Queen het nog kan volgen of dat het voor haar te snel gaat. Ik haast me hem ervan te overtuigen dat mijn Queen op scherp staat. Otto neemt dat welwillend aan, maar waarschuwt: “Die Queen is veel gecompliceerder dan ik hier voorspiegel. Zij kan worden aangekleed met discussies over expliciete en tacit kennis en zo, maar dat is voor dit verhaal minder relevant. Het is echter goed dat jij je ervan bewust bent dat je Queen ook na vanavond incompleet en vooringenomen is. Ze zal altijd een vage dame blijven, die je beter met enige scepsis kunt benaderen. Alleen al van dat besef kun je nog veel profijt hebben”.
Onder zijn dwingende ogen neem ik mij voor niet meer zo snel te zeggen dat ik het allemaal wel begrijp. Dat verwacht hij blijkbaar ook niet.
De Dame verhuist naar de tafel, waar Otto haar naast de Koning legt: “Houdt altijd in het oog dat dit een echtpaar is. Het zal ook jou wel bekend zijn dat er goede en slechte huwelijken bestaan. En zo is het ook hier.”
Ik beaam voorzichtig te weten wat hij bedoelt en spoor hem aan door te gaan: “Ik ben heel benieuwd wat je van die Boer gaat maken. Dat is toch een prentje van niks!”
“Oei, nu heb je hem beledigd. Dat is een grote fout, want het tegendeel is waar. Zonder Jack ben je verloren. Hij is vaak de belangrijkste kaart in dit spel.”
“Laat me raden ………. Geld?”
“Art je snapt er nog niks van. We hebben het hier over jou! Geld? Geen wonder dat je het een prentje van niks vind.”
Ik accepteer de quasi sarcastisch uitgesproken terechtwijzing: “Wat is het dan?”
“De Jack staat voor communicatie, jouw interactie met de omgeving. Hij vertegenwoordigt je netwerk, je relaties. Hij draagt de Aas als een vaandel voor de troepen uit. Hij zorgt ervoor dat je kennis bij de tijd blijft en dat je anderen kunt informeren en beïnvloeden. Mét een competente Jack ben je spekkoper. Zonder competente Jack ben je nergens.” Triomfantelijk legt hij de Boer half onder de op tafel liggende Aas, zodat het lijkt of de Boer het Aas draagt.
“Je reactie is trouwens typisch”, vervolgt hij. “De Jack is in de praktijk een slecht gewaardeerde kaart. Volkomen ten onrechte, want communicatie, zowel het uitdragen van informatie als het binnenhalen, is niet alleen een succesfactor van de bovenste orde …….. het is ook de moeder van bijna alle misverstanden, een belangrijke faalfactor. Dit klinkt als een open deur. Dat is het ook. Maar het zal je verbazen hoe weinig rekening hiermee wordt gehouden.”
Otto schenkt zichzelf nog eens in. Ik kan zijn tempo niet volgen en daar dringt hij gelukkig ook niet op aan. Hij legt de vier op tafel liggende kaarten keurig recht en vraagt of ik een gemeenschappelijke noemer voor deze kaarten kan bedenken.
Het zijn allemaal prenten, maar dat bedoelt hij denk ik niet. Ik zet ze voor mezelf nog eens op een rijtje: Imago, Ambitie, Kennis en Communicatie. Allemaal moeilijk te grijpen zaken. “Ze zijn alle vier virtueel”, is de omschrijving die ik daar wel bij vind passen. “Het zijn ‘mindthings’ of zoiets”
“Heel goed”, zegt Otto instemmend. “In plaats van virtueel zou ik ze immaterieel willen noemen. Dit zijn jouw immateriële activa.”
“Materiële activa?” probeer ik.
“Materiële activa”, bevestigt hij. “Aansluitend op jouw terminologie zou je hen ’bodythings’ kunnen noemen. Praktisch gezien zijn het materiële resources, bronnen die je kunt benutten om de dingen te doen die jij nodig of wenselijk acht”.
“En daarbij is de tien de belangrijkste?”
“In jouw geval? Ja! De tien is jouw atletische lichaam, de fysieke drager van al dat immateriële goed. Onafscheidelijk van de prentjes. Body en Mind. In het ideale geval: Zo goed bij elkaar passend, dat ze elkaar versterken.”
Dat spreekt mij aan en ik pak de Tien van hem over en leg hem achter de Koning en de Dame: “Royal flush, hè? Kassa!” Ik laat hem zien dat ik wel wat van pokeren af weet.
“Als je het goed gespeeld hebt wel”, beaamt hij lachend, terwijl hij de Tien een beetje op zij schuift. “Binnen deze royal flush vertegenwoordigt de Tien alle materiële activa. In de praktijk is het echter vaak nodig om deze te detailleren. De tien is dan een soort drilsergeant, die de andere cijfers in het gareel houdt.”
Een voor een legt hij de resterende speelkaarten in twee rijen op tafel, zodat er een marspeloton ontstaat met de drilsergeant ernaast.
Al doende legt hij uit: “De waarde van de cijfers en het aantal soorten activa dat je definieert, is op zich niet zo interessant. Beter een paar killers dan een grote stoet slapjanussen. Begrijp je wat ik bedoel?
Het idee achter dit beeld is dat je er voor moet zorgen een peloton op te bouwen met de juiste resources om te bereiken wat je wilt. Immateriële activa zijn essentieel, maar uiteindelijk ontleen je aan je materiële activa het vermogen om succesvol ten strijde te trekken. Dit soort hulptroepen maken het leveren van een prestatie een stuk gemakkelijker.”
“En waar zit nu het geld?” wil ik weten.
“Dat loopt daar ergens in je peloton. Zo niet dan moet je eens met je prentjes in beraad gaan en je pelotonscommandant erop uit sturen om het te vinden”.
Hij vindt het zelf blijkbaar ontzettend leuk, want hij barst in lachen uit.
Ik probeer mij voor te stellen hoe dit kaartspelletje vertaald kan worden naar de wereld buiten deze kajuit. Het klinkt allemaal logisch maar toch lopen er voor mijn gevoel een aantal zaken door elkaar. “Die aas dekt dus zowel het immateriële als het materiele?”
“King, Queen en Jack zijn de mind. De tien is de body. De aas dekt deze hybride entiteit. Samen vormen ze een royal flush. Maar je kunt het ook ruimer zien. Dan krijg je het spel zoals het hier ligt: De persoon en zijn bezittingen. Dat is ook een eenheid waar een vlag over heen past. En zo kun je het beeld ook doortrekken naar een gezin, een bedrijf of iedere andere samenstelling van materiële en immateriële waarde. Dat zijn ook allemaal hybride entiteiten. Het is een universeel model. Ik denk dat daar ook de kracht van deze voorstelling van zaken in zit.”
De dertien voor mij op tafel liggende speelkaarten beginnen in mijn gedachten al een echte strijdmacht te vormen. Het spreekt mij aan dat moeilijke dingen aan eenvoudige beelden worden opgehangen. En deze kapitein is daar gedurende eindeloze uren op de brug of in zijn kooi heel goed in geslaagd.
“En? Wat vindt je van deze opstelling?” vraagt Otto waarbij hij mij verwachtingsvol aankijkt.
“Ik begrijp wat de bedoeling van deze galerij is”, zeg ik bedachtzaam. “En ik vind het een fantastische vergelijking. Maar is dit ook te vertalen naar een praktische toepassing?”
Otto maakt een weids gebaar met zijn armen: “Dit schip is de resultante van een toepassing. Hier zitten al mijn troeven in verwerkt.”
Hij kijkt mij indringend aan. “Er zit veel trial en error in mijn theorietje en niet te vergeten veel voorvaderlijke kennis. Maar daarom staat het model nu ook als een bolder op de kade en durf ik het je aan te bevelen als een goed hulpmiddel om je ambities op een rijtje te krijgen en…… net zo belangrijk…… te realiseren!”
Door het aanhalen van voorvaderlijke kennis realiseer ik mij dat ook Otto waarschijnlijk bekend zal met de visie die een gemeenschappelijke voorouder ons nagelaten heeft. In een flits doorzie ik het: “Willen, weten en werken. Missie, visie, actie. Ambities, kennis, interactie …….. King, Queen, Jack.” Ik kijk Otto triomfantelijk aan.
“Willen, weten en werken ……… Ik vroeg me al af of het licht nog brandt daar op Simonshill.”
“Er is licht, maar het duurde even voor ik de schakelaar had gevonden,” geef ik toe.
Otto schuift lachend de koning, de dame en de boer naast elkaar. “De kern is inderdaad ontleend aan die inkerving in de boom die jouw vader je ongetwijfeld heeft laten zien. Ik heb het wat verder uitgewerkt tot een spel dat zich gemakkelijk uit laat leggen. Dat maakt het overigens nog niet gemakkelijk om te spelen. Want net als bij studpoker of black jack speel je altijd met dezelfde kaarten, maar ieder potje is anders en je medespelers bepalen mede het verloop ervan. Alleen de regels staan vast. Voor mij althans.”
Hij nuanceert zijn stelligheid met een uitdaging: “Het zou overigens kunnen dat deze regels voor verbetering vatbaar zijn Indien jij al doende betere ontwikkelt moet je die vooral toepassen en het mij te zijner tijd eens laten weten. Als terugbetaling voor mijn whisky die jij hier op zit te zuipen,” voegt hij er spottend aan toe.
Voor ik bezwaar aan kan tekenen vult hij ook mijn glas bij. Daar zit ik aan vast!
Otto nipt genietend aan zijn glas en maakt geen aanstalten om zijn college voort te zetten. Maar mijn nieuwsgierigheid is nog lang niet bevredigd. “Wat zijn de regels?“ vraag ik.
“Jij wilt meteen het onderste uit de kan hè. Ik weet niet of ik je dat wel aan kan doen. Het heeft ook iets om lekker onbevangen aan de slag te gaan. Bovendien vergeet je toch alles weer totdat je het echt ervaren hebt. Dus waarom zouden we ons met de details vermoeien?”
Het is hetzelfde argument als mijn vader soms gebruikt …. Ervaar het maar zelf. Maar ik neem daar geen genoegen mee: “Wie A zegt moet ook B zeggen. U kunt me nu niet wegsturen met een half verhaal.”
Otto gaat overstag: “Okay ….. je vraagt er zelf om. Laten we de kaarten nog maar eens doornemen.”
“Heeft u iets om te schrijven?” Wijzend op het volle glas maak ik hem duidelijk dat hij het mij niet gemakkelijk maakt om mij morgen alles te kunnen herinneren.
Hij schuift een schrijfblok naar mij en ik selecteer een pen uit een blik dat vol staat met allerhande schrijfgerei. Allemaal krijgertjes met reclameopdrukken. Pas de derde doet ook werkelijk waarvoor hij gemaakt is: Schrijven. De weigeraars worden door Otto zonder aarzelen in de prullenbak gemikt.
Terwijl Otto de kaarten bij elkaar veegt waarschuwt hij dat hij zich zal beperken tot enkele hoofdzaken die meer vragen dan antwoorden zullen oproepen. Hij laat me de cijferkaarten van twee tot en met negen zien en zegt: “Over materiële activa en hoe je die moet managen is veel onzin geschreven. Een deel daarvan is blijkbaar nodig om boekhoudingen en zo in stand te houden.” Met een ruim gebaar verwijzend naar de bouw van zijn schip zegt hij: “Ik heb er noodgedwongen de laatste tijd veel over moeten leren, maar ik ben niet de juiste man om je hier iets zinnigs over bij te brengen. Weet je wie je daar eens over zou moeten ondervragen? Je vader.”
“Mijn vader?”
‘Ja, dat is een man met een heel nuchtere en vooral praktische opinie over goederen en diensten en economische waarde in algemene zin. Heeft hij het verhaal over waardevijvers nog niet verteld? Nee? Dan zal dat nog wel gebeuren. Wanneer hij de tijd daarvoor rijp acht.”
Ik kijk ervan op dat mijn vader hier opgevoerd wordt als waardespecialist. Paarden, gras en koeien ……. Ja, daar kun je hem weinig over leren. En ook in levenswijsheid onderschat ik hem niet. Maar als econoom zou ik hem nooit hebben voorgedragen.
Otto legt de cijferkaarten opzij en houdt mij de tien voor: “Hier kan ik ook kort over zijn …… Zorg dat je fit bent en blijft. Niet alleen om de dingen te doen die je denkt te moeten doen, maar ook om te kunnen genieten van alles wat je hebt bereikt.
Die fitnesseis geldt trouwens voor alle activa: ‘Geschikt voor gebruik’ lijkt mij het minste waar je naar dient te streven. Als iets niet belangrijk is om er de daarvoor benodigde energie in te steken zou je moeten overwegen om het betreffende object af te stoten. Dat scheelt een hoop ergernis.”
Ook de tien verhuist naar het stapeltje afgelegde kaarten.
“Jack is de interactie tussen de mind en zijn omgeving. Daarbij wordt hij gefaciliteerd door de body in de vorm van hersenen, zintuigen en spieren. Jack zal nog lang een dankbare onderwerp zijn voor een aantal wetenschappen want hoe de mind samenwerkt met de hersens is nog een groot raadsel.
Binnen de royal flush is de Jack vooral ondersteunend aan de andere plaatjes. Laten we hem even apart legen en erop in gaan als we die bespreken.”
Hij legt de kaart tussen ons in.
“Laten we eerst de koning maar nemen. Die is het minst gecompliceerd omdat we er weinig meer van weten dan dat het een machtig maar lastig heerschap is.”
“U noemde hem straks de baas van het spel. Ik dacht dat kennis, de Queen, daar eerder voor een aanmerking zou komen?”
“Als rationeel gedrag kenmerkend zou zijn voor de mens dan zou daar iets voor te zeggen zijn. Maar ik zie dat niet. Rationaliteit lijkt niet de basis voor gedrag. Anders kan ik niet verklaren waarom mensen vaak doen zoals ze doen. Kennis is de koningin, maar drijfveren zijn sterker. Uiteindelijk lijkt de koning baas.”
“Drijfveren? Zoals?”
“Tja……” verzucht Otto schouderophalend. “Hoe ontstaan ambities? Voor een deel zijn die van natuurlijke aard: We willen allemaal overleven en zo. Het streven om pijn te vermijden en plezier na te jagen is universeel. Lust als drijver van gedrag zal je niet onbekend zijn.” Otto kijkt me uitdagend aan, maar tot meer dan een zuinige hoofdknik laat ik mij niet verleiden.
“Cultuur en opvoeding lijken me ook van invloed”, vervolgt hij glimlachend over mijn terughoudendheid. “Dat verklaart ook voor een deel de diversiteit van het ‘willen’. Hoewel ik mij soms afvraag of die verschillen echt zo groot zijn.”
Hij werpt een mijmerende blik op het plafond alsof daar misschien het antwoord geschreven staat. Na enkele ogenblikken roept hij zich tot de orde: “Een praktische tip die ik je mee kan geven over de King is om hem op te tekenen. Wat wil je? En voor wie?”
“Wat bedoelt u met optekenen?”
“Vorm een beeld van wat je wilt. Teken het op of schrijf het uit. Waar het om gaat is dat je jezelf helpt bij het vormen van een ‘mindset’. Dat is een plaatje in je hoofd dat onbewust richting geeft aan alle besluiten die je dagelijks neemt. Hoe het precies werkt weet ik niet, maar dát het werkt kan ik uit ervaring getuigen. Ongemerkt zul je de stappen nemen die je doelen dichterbij brengen. Je moet het echt eens proberen.”
Met nadruk sluit hij het punt af: “Misschien is dit wel het belangrijkste dat ik je mee kan geven ….. Zorg voor een heldere missie. Weet waar je heen wilt!”
Terwijl Otto enthousiast doceert maak ik ijverig aantekeningen. Die bestaan vooral uit steekwoorden die door pijlen en lijntjes verbonden worden. Otto ziet het geamuseerd aan: “Kun jij daar morgen nog wijs uit?”
“Jawel hoor. Mits herhaaldelijk bestudeerd waren mijn collegeaantekeningen altijd goed genoeg voor een krappe voldoende bij tentamens. Ook niet meer dan dat, want bij vragen naar details was men bij mij aan het verkeerde adres.”
“Daar kan ik mij iets bij voorstellen.”
“Een studievriend noemde mij wel eens gekscherend ‘Pareto Art’ naar die vent van de twintig-tachtig regel.”
“Waarom?”
“Omdat ik zo stinkend mijn best deed om slechts die twintig procent van de stof te beheersen waarmee tachtig procent van de vragen te beantwoorden waren.”
“En dat lukte?”
“Soms wel …… soms niet …….. te vaak niet om het systeem een succes te noemen.”
“Interessant,” zegt Otto nadenkend.
“Hoezo?” vraag ik.
“Het is een van de problemen bij de Queen …… Welke kennis voldoet om een goede beslissing te kunnen nemen? De neiging is groot om te zeggen dat je zoveel mogelijk moet weten, maar de praktijk spreekt dat tegen. Vind je ook niet?”
“Het hangt een beetje van de doelstelling af denk ik”.
“Hmmm … Dat zal zeker een factor zijn, maar ik denk dat het complexer is. Indien je ‘weten’ principieel benadert dan blijkt dat er limieten aan zitten. Alle discussies over kennis, ambities en gedrag gaan niet zozeer over het belang ervan maar over de grenzen die eraan worden gesteld. Je krijgt de discussie op tafel indien je aan die termen de limietwoorden ‘kunnen’, ‘mogen’ en ‘moeten’ koppelt. Dat resulteert in bijvoorbeeld: ‘Wat kunnen we weten?’, ‘Wat mogen we weten?’ en 'Wat moeten weten?’ Dát zijn de interessante vragen die ook bij ‘willen’ en ‘doen’ kunnen worden gesteld.”
Uit de matrix die op mijn aantekenpapier ontstaat is gemakkelijk te begrijpen dat dit inderdaad hamvragen zijn die zich niet een-twee-drie laten beantwoorden. Otto doet daar ook geen poging toe.
“Heb jij in je korte academische carrière iets aan filosofie gedaan?” vraagt hij.
“Ik heb een aantal colleges gevolgd, maar daar ben ik mee gestopt toen ik geen vorderingen maakte bij een verschrikkelijk mooie tweedejaars studente die dat als hoofdvak had.” Ik beken het terwijl ik met plezier terugdenk aan de tijd dat daar nog wel hoop op was.
“Jammer”, zegt Otto.
Ik ben het helemaal met hem eens, maar op andere gronden. Want afgezien van een paar grote donkere ogen, associeer ik filosofie met ouwe hoeren over de stelling dat “niets zeker is”. En dat is niet echt een lichtpunt in de wereld van een jongeman die zoekend is naar een hemel om te bestormen.
“Jammer“, zegt Otto nogmaals, “want je komt al heel snel uit bij filosofie, wanneer je probeert de chaotische wereld om je heen in te dikken tot een paar begrijpelijke modellen.”
Verwijzend naar de kaarten legt hij uit dat alle kaarten, zoals alles, gezien kunnen worden als objecten die gekarakteriseerd worden door eigenschappen, relaties en hun plaats in ruimte en tijd. “Einstein’s spacetime”, noemt hij dat.
Ik knik ter bevestiging dat ik dit soort basistheorie wel kan volgen, maar daar neemt hij geen genoegen mee. “Leg dat eens uit aan de hand van dat potje”, draagt hij mij op, terwijl hij naar het oude koffieblikje met schrijfgerei wijst.
Ik zucht eens diep en aarzelend begin ik de eigenschappen van het potje op te sommen: “Een blikken bus met opdruk…….. Rond met een diameter van ongeveer drie inch en vier inch hoog. Met daarin twee potloden en een twintigtal pennen van twijfelachtige kwaliteit. Ehh……… ”
“Dat is het?” vraagt hij als ik geen zinnige aanvullingen meer kan verzinnen.
Ik haal mijn schouders op, wat voor hem aanleiding is tot het ventileren van zíjn analyse: “Fysieke eigenschappen: Enigszins beschadigd levenloos voorwerp van vertind plaatijzer. De vorm is die van een bus met gesloten bodem en aan de bovenzijde open. De buitenkant is bespoten in de kleuren rood, wit, zwart en verschaft informatie over de oorspronkelijke inhoud, de herkomst daarvan en de toepassing.”
“Verdere eigenschappen:”, zegt hij terwijl hij de bus oppakt en langzaam ronddraait, “Bruikbaar als container voor vloeistoffen en vaste stoffen of voor het ordenen of bewaren van kleine voorwerpen. In esthetisch opzicht ronduit lelijk. Het zou gerecycled kunnen worden voor hergebruik in andere vorm of samenstelling. Bijzondere tijdelijke eigenschap: Demonstratieobject voor onderbouwing van filosofische verhandeling.”
Otto steekt twee vingers in de lucht voordat hij vervolgt met: “Fysieke relaties: Staat hier op tafel en bevat diverse objecten met als functie schrijfgerei. Eigendomsrelatie: Het is mijn persoonlijk bezit. Overige relaties: Staat als container ter beschikking van de gebruiker van deze kajuit, ergo de kapitein van dit schip, en is een blikvanger voor allen die deze ruimte binnengaan. Bijzondere tijdelijke relatie: Studieobject voor achterneef van de eigenaar.” Dit alles wordt door Otto, zonder aarzeling, op koele analytische wijze opgesomd.
De derde vinger die opgestoken wordt duidt aan dat hij er nog niet mee klaar is. “Binnen het kader van het vierdimensionale begrip “space-time”: Dit object bestaat hier en nu, maar heeft in het verleden de hele wereld al doorkruist op enkele meters boven waterniveau en zal dit waarschijnlijk nog eens doen als los bestanddeel van dit schip.”
Er valt een stilte waarin we beiden naar dat stomme potje turen.
“Hamvraag”, zegt hij plotseling. “Wat denk je dat de waarde is van dit object?”
“Waarde?” Ik kijk hem ongelovig aan. “Nul! Ik zou niet weten wie zo’n lelijk ding zou willen hebben.”
“Je bent te snel met je oordeel Art. In een heleboel opzichten is je antwoord absoluut fout.”
Ik wil me verweren maar hij heft zijn hand op en zegt: “Ten eerste ga je er al van uit dat ik vraag naar de economische waarde. Daarmee ga je eraan voorbij dat dit potje voor mij een emotionele waarde heeft. Mijn vader had het al in zijn kajuit staan toen ik als broekie de eerste keer met hem uitvoer.
Mijn hang naar nostalgie kan natuurlijk wel worden uitgedrukt in geld….. Een voorbeeld: Indien jij mij nu, om welke reden dan ook tien dollar zou bieden voor dit potje, dan zou ik dat bod afwijzen. Voor mij is het meer dan tien dollar waard. Maar dat staat niet op de balans, want in economische zin is die waarde slechts virtueel omdat er niemand is die tien dollar zal bieden voor een potje waarvan er miljoenen bij het afval liggen. Heel veel dingen om je heen passen overigens in dit profiel.
Ten tweede speelt bij waardevraagstukken altijd de vraag: Waarde voor wie? Wie zou er geïnteresseerd kunnen zijn in de specifieke eigenschappen van dit potje in combinatie met de bestaande relaties ervan en zijn positie in space-time? Op basis van de fysieke samenstelling en de recyclebaarheid van het materiaal zou de staalindustrie er iets voor over kunnen hebben. Zo niet, dan is er zelfs sprake van een negatieve economische waarde, want dan zit ik met een stuk afval waarvoor ik moet betalen om ervan af te komen.”
Otto zet het potje weer op zijn plaats. Het is ook voor mij geen stom potje meer.
“Het is een onzinnig voorbeeld, maar om het begrip space-time inhoud te geven moet jij je eens voorstellen welke status dit blikje zou hebben gehad als het 500 jaar geleden hier op het strand was aangespoeld voor de voeten van een indiaan. Of welke waardevolle eigenschappen er zelfs in deze tijd aan zouden worden toegekend door een nog niet verdorven amazonebewoner indien dit blikje daar op zou duiken.
Maar op dezelfde plaats in een ander “timeframe” of een andere plaats in hetzelfde “timeframe” maken het onmogelijk om het object waar te nemen. Anders gezegd: Een voorwaarde voor perceptie is dat object en subject zich in dezelfde space-time bevinden. En perceptie is weer een voorwaarde voor waardering. Nee, dat zeg ik verkeerd, want perceptie gaat altijd gepaard met waardering. Snap je dat?”
Snap ik dat? Om iets op waarde te schatten moet ik me ervan bewust zijn en om me ervan bewust te zijn moet het te waarderen object zich in hetzelfde tijdframe en op dezelfde plaats bevinden als ik.
“Ja, ik begrijp het, maar dezelfde space-time lijkt mij niet helemaal correct!”
“Hoezo niet?” vraagt Otto verbaasd.
“Op dezelfde plaats moet je nuanceren. Twee fysieke objecten kunnen nooit op dezelfde tijd op dezelfde plaats zijn. Dat lijkt me natuurkundig onmogelijk.”
“Daar heb je volkomen gelijk in”, geeft hij toe.
“Misschien bedoel je dat het object binnen waarneembare afstand van het subject moet zijn om opgemerkt te worden?”, suggereer ik.
“Dat is een heel terechte aanvulling op mijn verhaal”, zegt Otto toegeeflijk. “Heb ik toch weer iets geleerd vandaag. Maar belangrijker is ….. wat heb jíj er nu van geleerd?”
“Dat er veel perspectieven zijn om naar iets te kijken?” zeg ik voorzichtig.
“Heel goed. Door op een gestructureerde wijze verschillende gezichtspunten te gebruiken kun je veel te weten komen over een object. De vraag blijft echter of dat nuttig is. Ik bedoel: Wat is voor jou de meerwaarde van al die inhoudelijke kennis over dit potje? Je durft het niet meer bij het afval te gooien want je weet dat ik er aan gehecht ben. Misschien zegt het ook wat over mij. Maar daarmee is het nut van al die kennis ook wel genoemd.”
“Kennis moet dus functioneel zijn in het kader van doelstellingen?”
“Geschikt voor gebruik?” Het is niet zozeer een vraag als wel een verwijzing naar zijn eerdere uitspraak over eisen aan activa, waarvan kennis er een is. “Maar hoe weet je wat geschikt is voor gebruik?” vraag ik wijsneuzig.
“Dat is een kwestie van beoordelen”, kaatst Otto.
“Maar dat vergt toch ook weer een vorm van kennis?”, pareer ik.
Otto steekt een priemende vinger naar mij uit: “Precies. Maar ik denk dat daarbij op ervaring gebaseerde intuïtie een rol gaat spelen. Dat uit zich in ‘buikgevoel’ of zoiets. Ik geloof dat dát de ultieme graadmeter is voor de kwaliteit van kennis. ‘Hoe voelt het?’ is in ieder geval een belangrijk gegeven bij het nemen van besluiten.”
Het gegeven dat ik wéét dat hij gelijk heeft zonder het te bewijzen illustreert de stelling. Opnieuw kom ik echter tot de conclusie dat ik met een dergelijke waarheid niets kan. Ik leg dat aan Otto uit die mij zuinig aankijkt.
“Je zou om te beginnen kunnen onderkennen dat het wenselijk is om naar je gevoel te luisteren. Indien dit onvoldoende vertrouwen biedt voor een besluit kun je met behulp van diverse perspectieven additionele informatie over een object verzamelen.
Ooit kwam ik tot het inzicht dat ik slechts een paar sterren nodig had om te navigeren. En van die sterren hoef je niet eens zoveel te weten. Ik noem dat praktische kennis, die je bij kan worden gebracht door een goede mentor.
Maar er zit ook nog een andere kant aan kennis: Om uit te vinden welke sterren door een navigator gekend moeten zijn was het nodig om er eeuwenlang vele intensief te bestuderen…..”
“Theoretische kennis”, zeg ik voor mijn beurt.
“Meer dan dat …….… oorspronkelijke of fundamentele kennis benadert de essentie denk ik beter. Mijn pragmatische sterrenkennis is daar een afgeleide van die voldoet aan het criterium ‘geschikt voor gebruik’.”
“En dat weet u door uw buikgevoel?” Ik permitteer me een sceptische opmerking maar krijg de kous op mijn kop: “Ja ….. Ik had vertrouwen in de man die mij inwijdde in de sterrenkunde. Ik stond open voor de kennis die hij met mij wilde delen. En dat vertouwen werd bevestigd. Wat ik geleerd had bleek in de praktijk te werken.”
Otto gebruikt weer zijn indringende blik wanneer hij zegt: “Ik denk dat dit model staat voor leerprocessen. Als ik jou was zou ik daar eens goed over nadenken.”
Ik kan niet uitmaken of dit een terechtwijzing is. Veel tijd krijg ik daar ook niet voor want hij pakt de boer op en zegt dat we zijn rol niet moeten vergeten: “Die is ook heel pragmatisch …… ervoor zorgen dat de Queen gevoed wordt met de informatie die deze nodig heeft en uitdragen waartoe de King besluit.”
“Dat betreft het ‘wat’”, zeg ik terwijl ik het opschrijf. “Is er ook nog iets te zeggen over het ‘hoe’?”
“Jij bent echt een bijtertje …… Schrijf maar op bij informatie: ‘Lezen’, ‘kijken’, ‘luisteren’ en ‘vragen’. Dat zijn je belangrijkste gereedschappen.”
Otto raadt mij aan om een dikke streep onder ‘vragen’ te zetten.
“Waarom?”
“Waarom?” brouwt hij mij na. “Waarom, wat, hoe, wie, waar, wanneer, hoeveel ……. Dat zijn de vraagwoorden die verwijzen naar de attributen van een object. Deze lijst is zowel geschikt om je kennis te checken als om je kennisbehoefte te ventileren.”
De reikwijdte van deze opmerking kan ik nog niet overzien, maar ik schrijf het klakkeloos op. Het verhaal over de sterren heeft me geleerd dat je soms de meester op zijn woord moet vertrouwen!
“En wat schrijf ik bij actie?”
“Dan moeten we eerst even naar de aas. Die staat voor het beeld dat mogelijke geïnteresseerden over jou hebben. Jij en jouw plannen zijn het object dat waargenomen en gewogen moet worden. Indien aan de voorwaarde van “spacetime” is voldaan, zijn de eigenschappen en relaties die aan jou worden toegekend de basis voor deze beoordeling.
Let wel: Toegekend! Je hoeft ze daarvoor niet noodzakelijkerwijs te bezitten. Net zomin als dat men alle eigenschappen en relaties zal kunnen of willen ontdekken! Subjectiviteit is een belangrijk gegeven bij het interpreteren van de aas. Dat geldt voor ieder object, want niets is ooit door twee personen hetzelfde waargenomen. Laat staan dat meerdere personen dezelfde interpretatie van die waarneming zouden kunnen hebben. Daarvoor is de individuele kennis waarmee de waarneming vertaald wordt naar kans of bedreiging te divers.”
Otto waarschuwt mij met opgestoken vinger altijd in het achterhoofd te houden, dat niemand precies hetzelfde ziet als wat ik zelf denk te zien. “Wie zich daarvan bewust is heeft vaak een grote voorsprong en kan zichzelf en anderen veel ellende besparen”.
Otto neemt rustig een slok terwijl hij geamuseerd mijn pogingen volgt om deze fase van het gesprek te notuleren. Als ik een streep trek onder “Niemand ziet hetzelfde” pakt hij de draad van zijn verhaal weer op.
“De perceptie en interpretatie die voorafgaan aan het waarderen heb je voor een deel zelf in de hand. Maar voor een groot gedeelte is dit ook afhankelijk van in hoeverre de beoordelende persoon open staat voor informatie en wat hij daarmee doet op basis van de kennis die hij reeds bezit. Je weet inmiddels hoe onvolkomen kennis kan en mag zijn, welke invloed dit heeft op de beoordeling van je aas en de maatregelen die je kunt treffen om dit proces te beïnvloeden?”
Ik bevestig dat door ijverig te knikken en ook die intuïtieve reactie wordt afgestraft: “O ja? Dan kun je mij wel vertellen waarom je Jack in moet tomen.” Otto lacht op mijn kosten wanneer ik niet verder blijk te komen dan een herhaald “Ehh…”.
“Een uitstekende demonstratie Art”, zegt hij.
“Hoezo?”
“Binnen een paar seconden geef jij ongewild een aantal keren uiting aan gevoelens en gedachten. Verbaal en non verbaal doet jouw Jack dingen die niet passen bij het beeld van Art Simon junior dat jij mij voor wilt houden. Dat is niet erg. Het is een van de charmante eigenschappen van mensen dat er ook dingen zijn die men niet kan verbergen. Maar soms is het handig als je niet al je emoties en gedachten open en bloot op straat gooit. Soms is het zelfs taboe om dat te doen. Dat is wat ik bedoel wanneer ik zeg dat je Jack in moet tomen. Zorg dat jouw gedrag de Ace ondersteunt. Laat hem vertellen wat je bent, wat je hebt en wat je wilt. Daar hoef je geen onduidelijkheid over te laten bestaan. Maar doe het aasachtig ….. in functie van wat je ermee wil bereiken. En houdt in de gaten dat anderen dat ook doen”
“Ik denk dat ik dat begrijp”, zeg ik nederig. “Ik moet niet alleen mijn eigen aas ontwikkelen maar ook die van anderen analyseren.”
“Heel goed”, zegt Otto. “En hoe werkt dat dan?”
“Via Jack probeer ik zoveel als nodig is te weten te komen van wat zich verschuilt achter andermans aas. Dat wordt verwerkt door mijn Queen, die in overleg gaat met mijn King. Deze bekijkt of er bij die ander iets te halen is dat bijdraagt aan mijn ambities en afhankelijk daarvan zullen ze Jack uitsturen voor een toenaderingspoging of met een afwijzingsbericht.”
“Hmm”, bromt hij weer. “Je bent een snelle leerling Art. Volgens mij kan ik je weinig meer te vertellen over de royal flush wat jij niet zelf zou kunnen bedenken. En dat is de beste methode. Dan wordt het iets meer van jezelf en blijft het ook beter hangen.”
Ik ben arrogant genoeg om me door dit soort complimenten te laten verleiden, maar inmiddels ook voldoende wijs om te beseffen dat dit een heel goede coach is, die nog lang niet het achterste van zijn tong heeft laten zien. Bovendien is het een aardige en gezellige man en heb ik de indruk dat hij niet alleen vanwege de familierelatie zoveel geduld met me heeft. Het klikt tussen ons beiden.
“Akkoord”, zeg ik, “ik ga proberen om uw theorie verder te doorgronden. Maar het zou wel fijn zijn als ik de resultaten dan aan uw ervaringen en opvattingen mag toetsen.”
“Natuurlijk jongen, je komt maar weer eens langs als we terug zijn. Dat kan nog wel een maand of twee duren, maar dan ben je ook altijd welkom. En mocht je ondertussen iets willen weten dan kun je altijd gebruik maken van de telex. Ik ben wel niet zo’n schrijver, maar als ik je met wat headlines verder kan helpen…….”
Ik vouw mijn aantekeningen op en stop ze diep in mijn achterzak. We praten nog wat over zijn komende reis en mijn familie op Simonshill. Otto blijkt meerdere malen in Oregon op bezoek te zijn geweest. De laatste keer was blijkbaar ter gelegenheid van het huwelijk van mijn ouders. Dat is wel een eeuwigheid geleden volgens hem, maar de smeuïge details herinnert hij zich nog als de dag van gisteren. Het moet een wilde bruiloft zijn geweest.
“Jouw vader spreek ik zo af en toe hier in San Francisco, maar je moeder heb sindsdien niet meer gezien. Is het nog steeds de mooiste vrouw van Oregon?”
“Waarom gaat u dat zelf niet eens een keer onderzoeken?” is mijn wedervraag. “Ik weet zeker dat ze dat erg leuk zou vinden.”
“Ja, misschien moet ik dat eens een keer doen”. Het klinkt niet als de gemeenplaats die zo’n opmerking meestal is.
Ver na middernacht staan we weer schouder aan schouder op de brug terwijl Otto mij wijst op de miljoenen sterren aan de nachtelijke hemel. “Het is toch fantastisch dat zoiets gecompliceerds als de positie van een notendop ergens op een enorme oceaan op basis van slechts een handvol sterren zo doelmatig bepaald kan worden. Daarvoor heb je slechts een bescheiden set gereedschappen en kennis nodig. Bovendien is het ook nog eens zo dat deze informatie door iedere kapitein hetzelfde geïnterpreteerd wordt voor beoordeling van de resultaten van gisteren en om richting te geven aan de activiteiten van vandaag en morgen.
Je moet er maar eens over nadenken of dit niet model staat voor alle mogelijke kennis. Of model zóu moeten staan!
Laat je niet gek maken door allerlei moeilijke verhalen. Zoek die paar sterren die de moeite waard zijn om te kennen. Daarmee zul jij je overal op deze wereld kunnen redden.”
We nemen afscheid op de pier. Hij is alweer op weg naar boven als ik mij de vraag herinner die mij al bezig houdt sinds ik een afspraak met hem heb gemaakt. Ik draai me om en roep: “Hoe komt u aan de naam Otto?”
Hij keert zich om en grinnikt. “Otto was de stoker op mijn vaders eerste schuit. Een enorme drinkebroer, maar wel mijn vaders beste vriend. Het verhaal gaat dat ze samen aan de boemel waren toen het bericht doorkwam van mijn geboorte. Blijkbaar heeft hij toen iets geroepen in de vorm van “Laat maar weten dat ik heel blij ben met Otto!”. Ik denk dat mijn moeder dat verkeerd begrepen heeft.”
Hoe serieus ik dat verhaal moet nemen wordt mij niet duidelijk, want bulderend van het lachen hervat hij zijn klim naar boven.
“Behouden vaart”, zeg ik zachtjes. Meer tegen mezelf dan tegen hem.
Langzaam loop ik de pier af naar mijn auto op de kade.
Reacties